Persbericht Melkveehoutboer, melkveestromenboer… ILVO op zoek naar toekomstbestendige bedrijfsconcepten in de melkveesector
Hoe kunnen individuele melkveebedrijven hun toekomst beveiligen in de veranderende context die zich aandient? In opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij hebben ILVO-onderzoekers tien denkpistes ontwikkeld rond deze vraag. Twee scenario’s zijn ten volle uitgewerkt en doorgerekend qua economisch, ecologisch, ruimtelijk en maatschappelijk effect. Zij vertrekken alle twee van de hypothese dat een melkveebedrijf 15% minder koeien zou aanhouden en dat er met de vrijgekomen ruimte en arbeid andere verdienactiviteiten worden uitgebouwd.
In het concept melkveehoutboer
vertrekt men en dat de vrijgekomen ruimte en arbeid verschuift naar agroforestry, wat financieel aantrekkelijke cijfers kan opleveren.
Een ander concept is de melkveestromenboer. Die creëert meerwaarde uit reststromen zoals mest, urine en ammoniakemissie, door er brandstof, elektriciteit of renure van te maken, en mee te werken aan eiwittransitie. Haalbaar, maar flinke startinvesteringen, zo blijkt uit het kostenbaten plaatje.
Het onderzoeksproject ‘Innovatieve Melkveehouderij Concepten’ wordt op 7 juni 2024 in Gent voorgesteld, tijdens een interactieve studiedag met de sector en stakeholders.
Verwachte toekomst met uitdagingen
Concrete uitdagingen tonen zich nadrukkelijk, in de nabije toekomst van de Vlaamse melkveehouderij. Qua toegang tot grond wordt verwacht dat het areaal beschikbaar voor voedselproductie de komende 20 jaar verder zal afnemen omwille van een doorzettend patroon van ruimtelijke versnippering in Vlaanderen en de hoge competitie om grond.
Door de verdere klimaatverandering duwt het Vlaams beleid de melkveehouderij de komende 20 jaar naar een klimaatrobuuster productiesysteem met minder geproduceerde broeikasgassen. De veehouders zullen ook klimaat-adaptief moeten zijn om rendabel te blijven. Er is de stijgende aandacht voor dierenwelzijn. En de eiwittransitie-trend met beleid dat een toenemende productie en consumptie van niet-dierlijke eiwitbronnen bevordert. Het aanhoudend biodiversiteitsverlies maakt het waarschijnlijk dat beleidsdoelstellingen op dat vlak zullen verstrengen. Dat kan voor de landbouw betekenen dat er meer inspanningen komen voor biodiversiteitsbehoud en dat praktijken als functionele agrobiodiversiteit en zuivel met groene kwaliteitslabels in de lift zitten. Europa ten slotte gaat waarschijnlijk meer inzetten op voedselzekerheid en interne voedselproductie, de zgn. (her)regionalisering binnen EU. Daar hoort de afbouw van onze afhankelijkheid van geïmporteerde soja bij.
Met zijn allen verder doen met dezelfde bedrijfspraktijk
De ILVO landbouweconomen en melkveespecialisten hebben in dit onderzoeksproject eerst de toekomst van de sector beredeneerd in het geval van een ‘Business-As-Usual’ scenario, waarin alle melkveehouderijen hetzelfde gespecialiseerde pad blijven bewandelen zoals anno 2023. ‘In dat scenario zien wij positieve evoluties maar ook risico’s: Enerzijds valt in de nabije toekomst zeker nog veel te verwachten van sensortechnologie en genetica, waardoor vb. de melkproductiviteit per koe, afgelopen decennium al sterk toegenomen, nog wat verder stijgt. De aanhoudende schaalvergroting zet door, met minder bedrijven in totaal (niet iedereen heeft een opvolger) en meer koeien per bedrijf. De dynamiek van grote nieuwe investeringen blijft aanwezig,’ zegt Bart Sonck, hoofd dierlijk onderzoek ILVO. ‘Maar tegelijk staat het quasi vast dat de melkveestapel in zijn geheel niet verder stijgt, misschien zelfs daalt, wegens de hoge milieu- en klimaatopgaven en de blijvend volatiele prijsontwikkeling op de wereldmarkt (de economische onzekerheden zetten de winstgevendheid onder druk). Een Business-As-Usual (BAU) logica in de toekomst is voor een aantal Vlaamse veehouders niet de meest voordelige optie.
Er is daarom nood om na te denken over vernieuwende melkveehouderijconcepten, waarbij de boer rendabel en maatschappelijk relevant blijft, en waarbij er behalve uit melk ook uit andere activiteiten inkomen wordt gehaald. De onderzoekers zijn ervan overtuigd dat een duurzame, mens- en diervriendelijke melkveehouderij in Vlaanderen mogelijk is, én dat de melkveehouderij – als een van de grootste ruimtegebruikers in Vlaanderen – een onmisbare rol speelt.
Naar alternatieve, innovatieve melkveehouderijconcepten: de methodiek
Het projectteam van Innovatieve Melkveehouderijconcepten bestond uit onderzoekers van ILVO en Wageningen Livestock Research (WUR), ruimtelijke planners, een expert van VCM en twee melkveehouders. Ze hadden een uitgesproken ambitie om concepten te maken die systemisch veelbelovend zijn; deze moesten duurzaam zijn op ecologisch, economisch, maatschappelijk en op ruimtelijk vlak.
De onderzoekers werkten met de hypothese van een 15% dierreductie (om te komen tot de vooropgestelde emissiereductie) en bekeken de werkbaarheid van een reeks alternatieve invullingen voor de vrijgekomen grond en arbeidsuren. Er werden melkveehouders, specialisten van de ‘nieuwe’ binnenkomende sectoren betrokken, en vooral ook economen en ecologen.
Anna Verhoeve, socio-economisch en ruimtelijk onderzoeker ILVO: ‘ILVO bouwde in het verleden verschillende digitale beslissingstools, zoals Routeplanner Melkvee, Klimrek en Agroforestry Haalbaarheid. Landbouwers kunnen daar hun individuele bedrijfscijfers inbrengen en vanuit een paar criteria doorrekenen welke mogelijke investeringen of bedrijfskeuzes, rantsoensamenstellingen etc. leiden tot welk financieel resultaat. In het onderzoeksproject Innovatieve Melkveehouderij Concepten
zijn deze tools voor het eerst ingezet voor de beoordeling van scenario’s voor een langere toekomst.’
De tool Routeplanner Melkvee heeft, mede door dit gebruik, een meer uitgebreide, gebruiksvriendelijke nieuwe versie gekregen. Routeplanner Melkvee 2.0 is tegen midden 2025 beschikbaar voor heel de sector.
Melkveehoutboer: veelbelovend concept
De Melkveehoutboer past agroforestry toe op het melkveebedrijf door bomen en struiken aan te planten die noten, fruit en hout (populier en wilg), én extra biodiversiteit leveren. Notelaars of naar keuze halfstam-fruitbomen komen op de permanente graslanden (verspreid) en op de akkerlandpercelen (in strips) geplant. De graasweiden en de koepaden erheen worden afgeboord met voederbomen waarvan de dieren rechtstreeks kunnen eten voor hun vezel- en eiwitinname, en voor mineralen en tannines. In de rotatie van maïs en gras wordt een extra gewas, nl. eiwitrijke veldbonen toegevoegd. Deze bonen, wanneer getoast voor meer pens bestendig eiwit kunnen soja vervangen als eiwitcomponent in het krachtvoer. Snoeihout dekt als strooiselmateriaal een deel van de onderhoudskosten. De stal geeft nu meer ruimte per koe en de stierenkalveren blijven langer en worden duurder derhalve verkocht.
... met gunstige kosten-baten
De simulatie (berekend op een referentiescenario met 100 melkkoeien op een areaal van 55,1 hectare) wijst uit dat de overstap naar agroforestry én eigen eiwitproductie een veelbelovende en rendabele strategie kan zijn voor melkveebedrijven. Een investering in walnotenteelt blijkt winstgevend te zijn met een terugverdientijd van 11 tot 16 jaar, afhankelijk van het al dan niet meenemen van arbeidskosten.
Naast de economische voordelen zijn er niet-becijferde ecologische voordelen, zoals natuurlijke plaagbestrijding, biodiversiteitsbehoud en koolstofopslag. De broeikasgasuitstoot daalt 22%, los van het extra mitigerend effect van de bovengrondse en ondergrondse opslag van koolstof. De uitputting van watervoorraden daalt van -57% naar -43%. Het gebruik van fossiele grondstoffen daalt met 30%. Er is 20% minder eutrofiëring van het zoetwatermilieu (P), 20% minder verzuring, en 14% minder landgebruik, dat alles als gevolg van de reductie van de veestapel.
Melkveestromenboer: sterke troeven maar ...
Dit concept besteedt zijn 15% vrijkomende productiemiddelen aan opwaardering van reststromen om beter gesloten kringlopen in de voedingsproductie te bekomen, met de bodem en de koe als essentiële kringloopschakels. In een nieuwbouwsituatie is de stal een demontabele, low cost, lichte constructie, volgens het serreconcept, zodat er in veranderende tijden ook naar plantaardige productie kan overgeschakeld worden. Er is een systeem van gescheiden urineopvang in mestkelders, te gebruiken in een stripping-scrubbing installatie die uiteindelijk ammoniumzouten (-sulfaat of -nitraat) levert, een type RENURE-meststof. In de eet- en loopruimte schuift de vaste dagontmesting naar een pocketvergister. Het geproduceerde biogas wordt primair benut voor de mechanisatie op het erf. Het restant wordt ter plekke omgezet naar elektriciteit en warmte in een WKK (warmtekrachtkoppeling-installatie). De ligruimte voor de melkkoeien (en zogende kalveren) is betonloos. Een dikke absorberende laag zaagsel en het strooisel verteren tot koolstofrijke stalmest. Die kan na vermaling mee in de vergister, of rechtstreeks (een keer per jaar) op het veld.
Extra hoeveelheden eiwithoudende gewassen als haver en soja worden geteeld, ter productie van plantaardige zuivelalternatieven. De reststromen gaan als voeder naar de koeien.
... met prijzig kosten-baten resultaat
De simulatie (berekend op een referentiebedrijf met 200 koeien op een areaal van 110,2 hectare) toont dat de teelt van haver als grondstof voor plantaardige melkalternatieven een verhoogd bruto saldo geeft, d.w.z. dat de opbrengsten van haververkoop deels de hogere teeltkosten compenseren. De investering in een pocketvergistingsinstallatie met een elektrisch vermogen van 40 kWh wordt rendabel, vooral door de co-vergisting van koolstofrijk ingekuild bermgras, wat de biogasopbrengst verhoogt. De terugverdientijd van de investering is ongeveer 9 jaar. De financiering kan uitdagend zijn. De ecologische doorrekening kon nog niet correct gebeuren doordat de rekenfactoren voor de nieuwe technologieën zoals stripping-scrubbing en RENURE-toepassing op het veld momenteel ontbreken.
Besluit en toekomst
Innovatieve Melkveehouderij Concepten bieden aanknopingspunten voor een toekomstgerichte melkveehouderij in Vlaanderen. De onderzoekers en betrokken stakeholders hebben alvast de mogelijke rollen van de verschillende actoren geconcretiseerd, al mogelijke basis voor een heus plan van aanpak.
Voor de overheden zijn er minstens vier: /De zorg voor ruimte in de bossenstrategie /Zorg dat (in Europees verband) mineralenconcentraten uit dierlijke mest (RENURE) erkend worden als kunstmestvervanger /Creëer incentives om diesel voor mechanisatie te vervangen door zelf geproduceerd biogas /Zorg voor een verdienmodel rond koolstofopslag in de bodem.
Twee vragen belanden bij de landbouworganisaties: /Help (samen met andere actoren) aan langjarig experimenten met de nieuwe praktijken in deze concepten /Geef steun aan langdurige leerwerkgroepen om de adoptiedrempel voor deze praktijken te verlagen.
De ketenpartners kunnen een rol spelen in: /R&D en een prijsgarantiesysteem voor de voorlopers van de productie van lokale eiwitgewassen voor plantaardige humane consumptie /Deel kennis en expertise met de melkveehouder rond eiwitgewassenteelt en-verwerking.
Ook middenveldorganisaties (NGO’s, natuurverenigingen, …), land- en tuinbouwonderwijs en wetenschappers hebben werk in deze duurzaamheidstransitie. Aan de landbouwers zegt Innovatieve Melkveehouderij Concepten: Durf out-of-the-box te denken en sprongen te wagen.
Studiedag praktisch
De resultaten van Innovatieve Melkveehouderij Concepten worden op 7 juni 2024 toegelicht aan stakeholders uit het beleid en het landbouwmiddenveld in Gent VAC Gent | Virginie Lovelinggebouw, zaal 04.02 – Leo Baekeland.
Doel is om vervolgens rondetafelgesprekken met de aanwezigen te organiseren over wat de resultaten in de praktijk betekenen, en hoe de sector ermee aan de slag kan.
Programma:
- 12h45: verwelkoming
- 13h: presentatie van de studie met Q&A
- 14h30: rondetafelgesprek met actoren uit de melkveesector
- 16h: afsluitend drankje
- 16h30: einde