Dierlijke productie

Het grootste deel van de broeikasgasemissies van de Vlaamse landbouw worden uitgestoten door de veehouderij (61%[1]). Binnen deze sector zijn de dierlijke vertering (2.534 kton CO2-eq.[1]), voornamelijk door runderen, en de dierlijke mest (1.489 kton CO2-eq[1]) belangrijke emissiebronnen. Die twee vertegenwoordigen 54 % van de landbouwemissies. Onderzoek is dus voornamelijk gericht op reductie van deze broeikasgasemissies, in veel gevallen gekoppeld met eiwit/stikstofefficiëntie. Doordat de effecten van de klimaatverandering steeds duidelijker worden, wordt ook meer ingezet op adaptieve strategieën voor veebedrijven.

Via diverse innovaties ondersteunt het ILVO de optimalisatie van productiviteit en milieu-efficiëntie. De bedoeling is om de hoeveelheid BKG-emissies zowel in totaliteit als per kg product te verlagen.

ILVO voert onderzoek naar de emissies die resulteren uit de dierlijke vertering bij rundvee - de zogenaamde enterische emissies – en dit zowel op dier-, kudde-, als stalniveau. De meeste winst kan worden geboekt via veevoederstrategieën zoals het herzien van de rantsoensamenstelling, het gebruik van voederadditieven en specifieke voedercomponenten, precisievoeding en een betere ondersteuning van individuele landbouwers inzake voedermanagement. Dit onderzoek gebeurt zowel in de onderzoeksstallen als op praktijkbedrijvenbedrijven en kan gaan van fundamenteel toegepast onderzoek zoals analyse het pensmicrobioom tot praktijkproeven. Andere strategieën focussen op het stalsysteem of het algemeen diermanagement zoals jongvee opfok (en levensduurverlenging). Verder kan er ook winst geboekt worden via de genetische selectie van rassen of individuen – zij het beperkt.

Daarenboven wordt zowel voor rundvee, als voor varkens en pluimvee bestudeerd wat de mogelijkheden zijn om het aandeel eiwit in het rantsoen te optimaliseren en op die manier ook meteen de totale Feed Print van het rantsoen te verlagen. Een voorbeeld hiervan is het zoeken van alternatieven voor geïmporteerd sojaschroot, zoals koolzaadschroot, bierdraf, veldbonen.

De adaptatiestrategieën die uitgewerkt worden moeten waarborgen dat er in eerste instantie het jaarrond duurzame rantsoenen aangeboden kunnen worden, op hun beurt moeten zorgen voor continuïteit in de voedselvoorziening.

De klimaatverandering en hier specifiek de klimaatopwarming zet extra druk op het dierenwelzijn door bijkomende hittestress met als bijkomend gevolg een verminderde productie. Daarom wordt het onderzoek ook hier verder geïntensiveerd.

In dit thema dierlijke productie wordt zowel onderzoek gedaan naar klimaatmitigatie als adaptatie met als doel het totale landbouwsysteem veerkrachtig te maken en te houden ondanks het wijzigende klimaat.

[1] cijfers 2018 https://www.milieurapport.be/milieudata/kernset